Sinds oktober 2017 voeren de keuringsinstanties aanvullende remcontroles uit. Op 13 december 2018 is binnen het SBCL besloten deze controles te beperken tot het controleren van de deugdelijke werking van de controlevoorziening op de veilige remwerking en – indien van toepassing – het signaleren van het ontbreken van een dergelijke controlevoorziening.
Achtergrond aanvullende remcontroles
Voortschrijdend inzicht geeft aan dat bij liften met een geregelde aandrijving met een bouwjaar vóór 2012 en bij liften waar op enig moment de aandrijving gemoderniseerd is met een snelheidsregeling, een verminderde of falende werking van de rem zich niet of onvoldoende openbaart. Dit kan uiteindelijk en plotseling leiden tot een ongecontroleerde beweging van de lift. De kans dat dit gebeurt, is klein, maar als dit gebeurt kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn. Na meerdere incidenten stelden de keuringsinstanties (CBI’s) daarom op basis van het resultaat van een risicoanalyse voor om, als onderdeel van de liftkeuring van deze oudere liften, een controle op de veilige remwerking uit te voeren. Er bleek draagvlak voor dit voorstel en om invoering een wettelijke basis te geven, stelde het SBCL (Stichting Beheer Certificatieschema’s Liften) hiertoe een Schema-Interpretatie vast (SI 15).
SI 15 bijgesteld
Deze aanvullende controles worden sinds oktober 2017 uitgevoerd tijdens de periodieke keuringen op basis van de afspraak erover in het SBCL, vastgelegd in SI 15. Deze afspraak is gezien de ervaringen in het afgelopen jaar bijgesteld. Hiertoe is ook de Schema-Interpretatie SI 15 aangepast. Reden voor de aanpassing van SI 15 is dat bij de remtesten bleek dat bij een aanzienlijk aantal liften het aandrijfkoppel van de motor groter is dan het maximaal bereikbare remkoppel. Daardoor bleek er dus bij die liften een latent risico op een ongecontroleerde beweging van de lift te zijn bij falen van de aansturing van de rem. Dit risico is bij die liften niet weg te nemen door het afstellen van de rem of aandrijfregelaar.
Daarbij komt dat het remkoppel in het algemeen aan verloop onderhevig kan zijn door slijtage, olielekkage van de machine, temperatuur etc. Met de stakeholders binnen het CCvDL is daarom overeengekomen dat het tijd is om SI 15 bij te stellen.
Gewijzigde inhoud van de extra controle
De SI 15 zal door CBI’s worden toegepast bij de keuringen van liften in de gebruiksfase. Voor liften met een geregelde aandrijving met een bouwjaar vóór 2012 omvat de extra remcontrole nu:
- controle van een deugdelijke werking van de remcontrolevoorziening (remcontacten etc., indien aanwezig);
- indien van toepassing: signaleren wanneer een deugdelijk werkende remcontrolevoorziening ontbreekt.
De extra remcontrole komt boven op de gangbare controles op de juiste staat, afstelling en werking van de rem. Noot: gelijkwaardige oplossingen om het risico als gevolg van een verminderde of falende werking van de remmen te reduceren (bijvoorbeeld UCMP) zijn toegestaan, voor zover de gelijkwaardigheid bij de keuring telkens aantoonbaar is.
Rapportage van afwijkingen
Net als in de afgelopen periode worden vastgestelde afwijkingen bij de extra controle op de veilige remwerking als aandachtspunten vermeld in het keuringsrapport met als doel om de lifteigenaar te informeren over het risico. Zo kan deze zelf kan besluiten om maatregelen te nemen. Voor afwijkingen in de hierboven vermelde controlepunten kunnen de volgende voorbeeldteksten worden gebruikt:
- Rapportzin 1: “De remcontrolevoorziening functioneert niet correct. Hierdoor bestaat een verhoogd risico op ongecontroleerde bewegingen van de kooi. Het betreft … (bijv. zo nodig nader door de CBI te specificeren mechanische, elektrische en/of softwarematige voorzieningen).”
- Rapportzin 2: “Een remcontrole-voorziening ontbreekt. Hiermee bestaat een verhoogd risico op ongecontroleerde bewegingen van de kooi als gevolg van een remdefect. Het onderhoudsbedrijf kan u nader informeren omtrent de mogelijkheden voor het aanbrengen van de remcontrolevoorziening.”
- Rapportzin 3: “De deugdelijke werking van de remcontrolevoorziening kon niet worden aangetoond. Bij de volgende keuring moeten voldoende instructies en zo nodig middelen beschikbaar zijn om de deugdelijke werking alsnog te kunnen aantonen. Het onderhoudsbedrijf kan u hierover nader informeren.”