In het voorjaar van 2010 vond de workshop ‘evacuatie van hoogbouw’ plaats bij het NEN in Delft. Vanuit de subwerkgroepen ‘brandveiligheid’ en ‘transportinstallaties’ binnen het Convenant Hoogbouw werd het evacuatiemodel ‘trappen en liften’ toegelicht. Duidelijk werd onderbouwd dat bij hogere gebouwen de lift onmisbaar is bij evacuatie. Maar dat heeft consequenties.
Evacuatieliften moeten namelijk aan hogere eisen voldoen doen dan de eisen die gelden voor brandweerliften. Ze moeten door de bouwkundige omgeving voldoende gefaciliteerd worden en de organisatie eromheen, bijvoorbeeld via bedrijfhulpverlening (BHV), moet adequaat geregeld zijn. Zo zouden de conclusies van de workshop in het kort samengevat kunnen worden. Organisator NEN (namens het Convenant Hoogbouw) kan tevreden zijn. Het ge-presenteerde evacuatiemodel werd positief ontvangen door de aanwezigen en van zinvol commentaar voorzien. Een goede basis voor de genoemde subwerkgroepen om de invulling van de NTA (Nederlandse Technische Afspraak) Hoogbouw af te ronden.
Convenant hoogbouw en SBR vullen elkaar aan
Deze NTA Hoogbouw mag geen overlapping hebben met de Hoogbouwrichtlijn die bij de SBR (Stichting Bouwresearch) op stapel staat, als opvolger van de SBR-publicatie ‘brandveiligheid hoge gebouwen’. De SBR Hoogbouwrichtlijn gaat namelijk puur over brandveiligheid en laat evacuatie over aan het Convenant Hoogbouw. Juist daarom is evacuatie, en wat daar bouwkundig en lifttechnisch bij komt kijken, uitgediept binnen de Convenant-subwerkgroepen.
Gecombineerd gebruik van trap en lift
“Hoewel de regelgeving uitgaat van zelfredzaamheid, blijkt dat 10 tot 35% van de bevolking niet in staat is via de trap op eigen kracht hogere gebouwen te verlaten”, aldus Jochem Wit, manager vakgroep transportinstallaties bij Deerns en voorzitter van de subwerkgroep ‘transportinstallaties’ binnen de werkgroep ‘brandveiligheid’. “Daarom is het onderzoek ‘evacuatie met liften’ gestart. Met als doel een optimale evacuatiestrategie te bepalen voor hoogbouw. Door met behulp van geaccepteerde methoden en rekentechnieken evacuatietijden te berekenen voor diverse ontruimingsvarianten, met en zonder gebruik te maken van de lift, hebben we inzicht gekregen in theoretische ontruimingstijden. Die tijden moeten we wel via oefeningen toetsen in de praktijk. Validatie is immers nodig om de uiteindelijke keuzes die we in het Convenant Hoogbouw willen vastleggen, ook te onderbouwen. Deze praktijktesten worden nu voorbereid. Ook het Liftinstituut levert hier een bijdrage aan.’’
Het onderzoek
De volgende mogelijkheden zijn in het onderzoek meegenomen, voor gebouwen in hoogte variërend tussen de 70 en 200 meter:
- evacuatie via de trap;
- evacuatie met de liften;
- evacuatie met ‘evacuatie’liften vanaf verzamelverdiepingen (die via het trappenhuis bereikbaar zijn);
- evacuatie op basis van de keuze van een individu: neem ik de trap of neem ik de lift?
Bij de berekeningen is uitgegaan van brandweerliften, in aantallen zoals nu geaccepteerd in de regelgeving. En van liftconfiguraties zoals deze momenteel geïnstalleerd worden.
Inzet liften bij evacuatie levert tijdwinst
De door Deerns uitgewerkte rekenmodellen leveren interessante uitkomsten op. Deze werden gepresenteerd door Jaap Wijnja van adviesbureau Peutz, dat ook participant is binnen het Convenant Hoogbouw. Hij liet zien dat met de rekenmodellen onderbouwd kon worden dat hoe hoger het gebouw is, hoe belangrijker de inzet van liften wordt om binnen een acceptabele tijd te evacueren. Wie daar fysiek toe in staat is, neemt de vluchtroute via het trappenhuis en de overigen gaan via het trappenhuis naar de verzamelverdieping en vandaar met de lift verder naar beneden. Wel moeten er daarvoor voldoende geschikte liften beschikbaar zijn, om te voorkomen dat er een te groot oponthoud op de verzamelverdieping ontstaat.
Randvoorwaarden
Wijnja gaf aan dat de lift het wel moet blijven doen, dus dat daar wel afspraken over moeten worden gemaakt. Ook was hij er niet zeker van dat mensen bereid zijn om te wachten op de verzamelverdieping. “Een goede inrichting van deze verdieping, goede informatie en goed toezicht op dat er steeds mensen de ruimte verlaten via de lift draagt daartoe bij”, aldus Wijnja. “De aanwezigheid van een (bedrijfs)hulpverlener is daarbij eigenlijk onmisbaar. Verder moeten we verdere randvoorzieningen, zoals het voorkómen van rookvorming, het zorgen voor een goede communicatie en de noodzaak van praktijkoefeningen, meenemen in ons advies voor de bepalingen over evacuatie in de NTA.’’
Workshops
Na de plenaire toelichting werd in kleine sessies doorgepraat over bouwkundige, installatietechnische en organisatorische aspecten. Rond bouwkundige aspecten werd opgemerkt dat de ontruimingstijd niet meer dan de helft mag zijn dan de tijd dat de hoofddraagconstructie zijn sterkte behoudt. Ook werd aandacht gevraagd voor het feit dat je zo mogelijk alleen het risicogebied moet ontruimen. Dat kan ook betekenen: het onderbrengen van de mensen in het gebouw in wachtruimtes. Daarbij werd opgemerkt dat de kwaliteit van de wachtruimte invloed heeft op de gemoedsrust van de mensen die moeten wachten. Alle reacties van de aanwezigen werden verzameld door NEN en ingebracht bij de betreffend subwerkgroepen binnen Convenant Hoogbouw.