Voor gebouwen hoger dan 70 meter biedt het Bouwbesluit geen universele bouwtechnische voorschriften. SBRCURnet heeft daarom, samen met betrokkenen, vijf jaar gewerkt aan de handreiking ‘Brandveiligheid in hoge gebouwen’. Deze biedt architecten en adviseurs wél mogelijkheden om hoogbouw brandveilig te ontwerpen, in lijn met het Bouwbesluit 2012.
Deze handreiking is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen marktpartijen, bevoegd gezag en Brandweer Nederland. De omslag die constructeurs, maar ook de brandweer, maken van regelgevinggericht naar risicogericht werken komt terug in de handreiking. Natuurlijk komt daarbij de vraag naar boven of de handreiking in lijn of in strijd is met de NTR NTA 4614-2 ‘Evacuatie van hoogbouw met liften en brandtrappen’ en de NTA 4614-4 ‘Liftinstallaties’, opgesteld vanuit het Convenant Hoogbouw in 2012. Jaap Wijnia, adviseur bij Peuts, die zowel betrokken was bij het opstellen van de NTR NTA 4614-2 als bij het opstellen van deze handreiking, gaf aan dat de handreiking van SBRCURnet inderdaad in lijn met de NTR is opgesteld. “Wel is de handreiking compacter dan de NTR en meer opgezet vanuit risicobenadering.”
Inbreng eigenaar gemist
Wim Verburg, dagvoorzitter van de toelichtende bijeenkomst op de nieuwe handreiking en projectleider namens SBRCURnet, gaf aan de inbreng van de opdrachtgevers gemist te hebben. Brandveiligheid van gebouwen is immers een private zaak. “Zij zijn het juist die verantwoordelijk en aansprakelijk zijn als er iets gebeurt. Zeker nu de brandweer zich niet meer opwerpt als eisende partij en er een private, in plaats van een publieke, bouwplantoetsing aankomt.’’
Vluchten met lift niet geregeld
Vluchten bij brand met behulp van de liften niet is geregeld in de handreiking. “De gebouweigenaar heeft de taak de ontruiming bij calamiteiten te regelen”, aldus Verburg. Wel kwam later tijdens de bijeenkomst, in een inhoudelijke presentatie over de handreiking, aan de orde dat de handreiking drie ontruimingsconcepten benoemt, afhankelijk van de risico’s. Randvoorwaarden voor brand- en rookbeheersing zijn sprinklers en overdruk in de vlucht- en aanvalsroute. Ook wordt aangehaakt op de NTA 4614-2: je mag gebruikmaken van liften. Wel wordt hierbij de opmerking gemaakt dat de conclusies zoals opgenomen in de NTA 4614-2 nog niet gevalideerd zijn en nog niet in de praktijk zijn getest.
Toekomst voor hoogbouw in Nederland
“Er is zeker toekomst voor hoogbouw in Nederland”, aldus Jan Klerks, voorzitter van de Stichting Hoogbouw in de openingsinleiding. “Want de stad wordt steeds meer de plek waar mensen willen zijn. En de skyline geeft de stad uitstraling en is mede- bepalend voor het imago. Mensen willen echter niet alleen uitzicht, maar ook een levendig straatbeeld aan hun voeten. Op elk moment van de dag kunnen winkelen en recreëren. We moeten dus zorgen voor ‘cityscrapers’, waarin je boven mooi woont en beneden leuk loopt. Grote parkeergarages zijn niet nodig, want de bewoners hebben voor het overgrote deel geen auto.”
Wie bepaalt acceptabel risico?
Frans de Wit van brandweer Amsterdam Amstelland gaf aan blij te zijn met de nieuwe handreiking. “Het is een uniek document waarin, middels het Kwadrantenmodel, voor het eerst een duidelijke koppeling is gemaakt tussen de bouwregelgeving en het brandweeroptreden.” Ook was hij positief over de veranderde aanpak: van regelgevinggericht naar risicogericht. “Wel belangrijk is om vast te stellen wie bepaalt welk risico we nemen. Is dat de (stads)bestuurder, of is dat de eigenaar? De brandweer gaat daar niet meer over. Wij maken deel uit van de terugtredende overheid; de eigenaar is verantwoordelijk. Wij kunnen als brandweer wél de ontwikkelaar vanuit onze expertise inzicht geven in de risico’s, maar wij toetsen niet meer op regelgeving.” Naar aanleiding van een vraag uit de zaal gaf De Wit aan vooralsnog geen betaalde rol voor de brandweer te zien in de private toets.
Invloed brandweer bij vergunningverlening
De Wit gaf wél aan dat de brandweer invloed wil blijven uitoefenen, maar dat de minister dat lastig vindt. “10% van de gebouwen is gecompliceerd en de brandweer wil dan ook graag betrokken blijven bij de vergunningverlening. Dat betreft ook hoogbouw. Al blijft de eigenaar verantwoordelijk/aansprakelijk en is er medeverantwoordelijkheid voor de ontwikkelaar.’’ Hij vroeg wel aandacht voor het feit dat gebouwschade voor de brandweer niet zo’n relevant risico is, waar dit voor de eigenaar wel het geval kan zijn. In afwijking van gewone gebouwen in stedelijk gebied zijn er grotere risico’s voor de omgeving. De Wit lichtte dit toe aan de hand van het gebouw van Nationale Nederlanden in Rotterdam (150 meter hoog). “Als een dergelijk gebouw in de brand staat, moet de omgeving van het gebouw (in dit geval het centraal station) ook mogelijk ontruimd worden. Het is aan het bevoegd gezag om iets dergelijks te willen!’’
Optreden brandweer bij hoogbouw lastig
“Optreden bij brand in hoogbouw is lastig”, aldus De Wit. “Buiten kunnen we eigenlijk niet hoger dan 30 meter iets doen en daarnaast moeten we ‘afstand houden’, vanwege bezwijkrisico. Verder is optreden binnen ook moeilijk, alleen al vanwege de tijd die bij hoogbouw nodig is om te komen waar je zijn wilt.’’
Consensus over inhoud handreiking
De handreiking ‘Brandveiligheid in hoge gebouwen’ is gebaat bij draagvlak. Dit is bereikt door te werken aan consensus over de te treffen voorzieningen. Uitgangspunt hierbij was, aldus mede-opsteller Ruud van Herpen van Nieman Raadgevende ingenieurs, welke doelen je wilt bereiken en welke faalrisico’s je daarbij acceptabel vindt. “Hoofdoelen zijn het voorkómen van slachtoffers en het voorkómen van uitbreiding van brand naar buurpercelen. Een veilige omgeving, een veilig gebouw, veilige compartimenten en een veilige vlucht- en aanvalsroute zijn daarbij kernwaarden. Regels zijn innovatiebelemmerend. Kijk daarom niet primair naar de regels, maar naar de bovenliggende doelen.”
Faalrisico’s bij hoogbouw kleiner
“Uitgangspunt bij hoogbouw is het realiseren van een faalkans die tien keer kleiner is dan die geldt voor gebouwen onder het Bouwbesluit 2012, al kent het Bouwbesluit die risicobenadering niet. Vul je dat in in de standaard-brandkromme, dan kom je uit op een brandwerendheid van 2 x 60 minuten. Dit geldt niet alleen voor de scheidende, maar ook voor de dragende constructies”, aldus Van Herpen.
Invloed beperking repressie
Gezien de reacties uit de zaal mag geconcludeerd worden dat het wel goed zit met de door SBRCURnet beoogde consensus. Verburg gaf desgevraagd aan: “De handreiking voorziet in achtergrond informatie, uitgangspunten, oplossingsrichtingen en regels. Hiermee kunnen alle opdrachtgevers en hun adviseurs aan de slag”.
Wat echter opvallend was, was dat uit dezelfde zaal werd aangegeven dat bij gelijkblijvende brandveiligheidsregelgeving, ook zoals deze in de handreiking is vermeld, de risico’s in de toekomst kunnen toenemen. Factoren die daarbij meespelen, zijn de toenemende vergrijzing in de samenleving en het feit dat aanrijtijden voor de brandweer mogelijk verruimd gaan worden. De vanzelfsprekendheid van de handelende overheid wordt in de toekomst mogelijk beperkt. Lastig daarbij is dat preventie (bouwregelgeving) en repressie (brandweer) onder twee verschillende ministeries vallen. BHV zal daarom zeker een belangrijkere rol moeten gaan vervullen, om bij calamiteiten iedereen toch tijdig te evacueren. Al dan niet met gebruikmaking van de liften.
Privaatrechtelijke status
De handreiking ‘Brandveiligheid in hoge gebouwen’ heeft een privaatrechtelijke status. Het gevolg hiervan is dat men altijd nog overleg moet voeren met het bevoegd gezag, ook als men aan de in de handreiking beschreven brandveiligheidsmaatregelen voldoet. Als men gaat ontwerpen zonder gebruik te maken van de handreiking staat men voor de opgave om het voorzieningenniveau door een risico-analyse te bepalen. In de handreiking zijn de visie op brandveiligheid van de advies-, bouw-, verzekeringswereld, de rijksoverheid, gemeenten en Brandweer Nederland verwerkt en afgestemd op de Eurocodes en de NTA hoogbouw. Hoewel het een handreiking is, en dus geen formele regelgeving, is de verwachting dat de handreiking leidend zal zijn bij het ontwerpen van hoge gebouwen in Nederland.
Brandweerlift en brandwerende lobby in bouwbesluit 2012
Het Bouwbesluit 2012 verplicht in een aantal gevallen het plaatsen van één brandweerlift (conform EN 81-72), in combinatie met het aanbrengen van de zogenaamde ‘brandwerende lobby’. Die brandwerendheid is lastig omschreven, maar in de praktijk kom je uit op 60 minuten. Als de loopafstand naar de brandweerlift meer dan 120 meter bedraagt, is een tweede brandweerlift vereist. In de ‘Nota van toelichting’ bij dit Bouwbesluit wordt daarover het volgende gezegd: artikel 2.120 Brandweerlift ‘Artikel 6.39 eist bij een vloer van een verblijfsgebied dat hoger ligt dan 20 meter boven het meetniveau de aanwezigheid van een brandweerlift (zie voor het begrip ’brandweerlift’ artikel 1.1). Artikel 2.120 stelt eisen aan het bouwwerk om de brandweer in staat te stellen om in het geval van een brand langs veilige weg de hoger gelegen verdiepingen van een gebouw te bereiken. Op grond van het eerste lid moet op elke verdieping een zogenoemde ’brandwerende lobby’ vóór de brandweerlift zijn. Via de extra beschermde vluchtroute, die ter plaatse van de lift functioneert als brandwerende lobby, kan de brandweer op veilige wijze een brand op een daarboven gelegen verdieping bereiken, om deze verdieping te doorzoeken naar achtergebleven personen. En een beginnende brand bestrijden met materieel dat met de lift is aangevoerd. Dit voorschrift geldt overigens alleen voor verdiepingen en niet voor de begane grond. Het tweede lid geeft aan dat de voordeur van een woning niet mag grenzen aan het voorportaal van een brandweerlift.
Hoogbouw
Zowel de NTA 4614 als de SBRCURnet-handreiking maken melding van het minimaal toepassen van twee brandweerliften. Ook hier komt de eis van een maximale loopafstand naar de brandweerlift van 120 meter terug en een vereiste stopplaats op elke verdieping. Aanvullende eisen worden gesteld aan de brandwerendheid van het voorportaal. Die moet worden bepaald vanuit de tijd dat de brandweerlift functioneel moet zijn (60 tot 90 minuten, afhankelijk van de functie van het gebouw).