Het aantal autoliften in parkeergarages neemt steeds meer toe. Waarschijnlijk zijn het er duizend of zelfs meer. De staat van deze liften is niet altijd even veilig, waardoor mogelijk sprake is van een groot potentieel gevaar voor gebruikers hiervan.
Het Liftinstituut geeft daarom in overweging om deze liften, ook als ze niet onder de Richtlijn liften vallen, regelmatig te laten keuren. Pleitbezorgers hiervoor zijn Willem Kasteleijn en Carl van den Einden, respectievelijk productmanager Liften en productmanager Machines bij het Liftinstituut. Zij waren de afgelopen jaren betrokken bij verschillende keuringen van autoliften en schrokken daarbij soms van de resultaten. Hoewel deze autoliften misschien niet representatief zijn voor alle autoliften in Nederland, vragen ze zich wel af hoe het staat met de status van de andere autoliften.
Twee soorten autoliften
We spreken in dit artikel over autoliften waarmee personen samen met de auto getransporteerd worden. Deze types kunnen we in twee hoofdcategorieën indelen. Enerzijds zijn dit autoliften onder de Richtlijn liften: deze installaties hebben een volledig gesloten kooi en vaak overnamebesturing in de kooi en worden door een onafhankelijke instantie, zoals het Liftinstituut, wettelijk verplicht gekeurd. In de overige gevallen gaat het om autoliften die vallen onder de Richtlijn machines. Deze installaties kenmerken zich door de beperkte hefsnelheid van maximaal 0,15 m/s en hebben meestal alleen een platform en vasthoudbesturing op het platform. Bij dit type autoliften is geen sprake van een keuringsplicht door een onafhankelijke aangewezen instantie. Over deze laatste groep installaties gaat het hoofdzakelijk. Er zijn ook autoliften waarmee geen personen vervoerd mogen worden. Deze vertonen in uitvoeringsvorm gelijkenis met de autoliften waarmee wél personen vervoerd mogen worden. Ook voor dit type installaties kan deze problematiek relevant zijn.
CE-markering en keuring
Toezicht door een notified body tijdens het ontwerp- of nieuwbouwproces is vaak niet aan de orde. Daarbij komt dat er voor installaties onder de Richtlijn machines geen wettelijke keuringsplicht is door een onafhankelijke aangewezen instantie. Van den Einden: “Dit is bij installaties onder de Richtlijn machines, die een hefhoogte hebben van minder dan 3 meter (één verdieping), sowieso niet verplicht. Fabrikanten mogen dan, zonder toezicht van een notified body, op de installatie zelf een CE-markering aanbrengen. Hiermee verklaren ze dat de machine aan de Europese richtlijnen voldoet. Bij installaties die een grotere hefhoogte dan 3 meter hebben, moet wel een onafhankelijke notified body worden ingeschakeld voor een EG-typeonderzoek. Dit omdat er op dit moment geen geharmoniseerde norm beschikbaar is voor autoliften met personenvervoer onder de Richtlijn machines.’’
Groot kostenverschil
De ‘simpele’ autolift, waarvoor geen keuring is vereist, wordt het meest toegepast. Op zich is dat logisch, want de kostprijs hiervan is ongeveer de helft van de autolift die onder de Richtlijn liften valt. Desgevraagd geeft Van den Einden aan dat deze goedkopere autoliften op zich niet onbetrouwbaarder zijn dan de duurdere variant. “Het is vaak zo dat ze wél storingsvrij draaien. We zien echter over het algemeen bij keuringen dat het veiligheidsniveau van deze autoliften vaak te wensen overlaat.’’
Ernstige tekortkomingen
Kasteleijn staaft dit op basis van ernstige tekortkomingen die bij keuringen naar voren kwamen. “We hadden twee keer te maken met een autolift waarbij het platform beneden stond en boven de deur openstond. Je moet er toch niet aan denken dat iemand onbedacht hierop de lift binnenstapt of -rijdt, terwijl er dan helemaal geen platform op die verdieping aanwezig is. Naast valgevaar, signaleerden we ook zaken als niet goed werkende deurvergrendelingen en het ontbreken van een bijstel- en overlast-inrichting. Het niveau van de deurbesturing laat ook vaak te wensen over en is niet goed afgestemd op de toepassing in een autolift. Dit kun je toch niet echt details noemen. Het zijn echt hoofdpunten op het gebied van veiligheid. Je begrijpt bijna niet dat installateurs de verantwoording durven nemen om een product zo in de markt te zetten.’’ Bij de keuringen van autoliften kwamen er ook bouwkundige zaken naar voren, zoals een niet goed functionerende ventilatie in schachten of kooien. Een ernstige en gevaarlijke zaak, zeker als de auto met draaiende motor in de lift staat. De uitlaatgassen moeten natuurlijk wél weg kunnen…
Fabrikanten vaak gespecialiseerd
Autoliften worden meestal ontwikkeld door bedrijven die geen specifieke lifttechnische achtergrond hebben. Vaak vinden deze bedrijven hun oorsprong in het ontwikkelen van andere industriële installaties, zoals heftafels, en richten deze zich vooral op machinebouw. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat bij liften die zij produceren op een andere wijze invulling wordt gegeven aan veiligheidstechnische vraagstukken. Autoliften worden echter ook gele-verd door liftenfabrikanten. Zij hebben wél ervaring met ‘lift’veiligheid. Hier zie je dan ook vaak de juiste stand van de techniek terug.
Geen sprake van onwil
Volgens beide geïnterviewden is er geen sprake van onwil bij de industrie om autoliften veiliger te maken. Van den Einden: “Fabrikanten zoeken vaak hun eigen weg bij het bepalen van het veiligheidsniveau en handelen daarbij naar eigen goeddunken. Ze geven daarvoor als reden dat er geen geharmoniseerde productnorm is voor dit type installaties. Maar dat ‘excuus’ gaat niet helemaal op. Onder de Richtlijn liften en Richtlijn machines zijn er voldoende relevante geharmoniseerde productnormen beschikbaar voor deze liften, die goede handvatten geven voor fabrikanten en de stand der techniek voor gelijksoortige installaties weergeven. Maar vaak is het zo dat het financieel voordeel verdwijnt als fabrikanten de daarin genoemde voorzieningen aanbrengen. En dat is natuurlijk voor hen minder interessant.’’ Hij denkt dat er binnen de industrie wel behoefte is aan een geharmoniseerde productnorm. De stand van de techniek kan hiermee vastgelegd worden en dit zal de veiligheid van de installaties positief beïnvloeden. “Ik wil dit graag meegeven aan normalisatie-instanties als de NEN. Als dit niet haalbaar is, kan er wellicht een NTA (Nederlandse Technische Afspraak) of NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijn) worden opgesteld om in deze leemte te voorzien.’’
Positieve ontwikkelingen
Beiden benadrukken dat autoliften met een certificaat van een onafhankelijke instantie aantoonbaar aan de wettelijke eisen voldoen. Maar hoe komt een gebouweigenaar of beheerder erachter of de lift wel veilig genoeg is als zo’n certificaat ontbreekt? Van den Einden antwoordt hierop: “Schakel in dat geval toch een onafhankelijke deskundige voor een keuring in. Dat gebeurt steeds vaker.’’ Als andere positieve ontwikkeling signaleren hij en Kasteleijn dat in steeds meer bestekken wordt voorgeschreven dat ook autoliften die niet onder de Richtlijn liften vallen toch gekeurd moeten worden. “Ook dát kan helpen om eigenaren over de streep te trekken.’’
Samenwerking nodig
Op de vraag of bij keuringen van autoliften assistentie van de fabrikant nodig is, geeft Van den Einden aan: “Dit is niet verplicht, maar ik denk dat het wel goed is om de fabrikant in een zo vroeg mogelijk stadium hierbij te betrekken. Hij moet uiteindelijk toch met de keuringspunten aan de slag. Als je hem hiermee na de keuring confronteert is de kans groter dat de fabrikant minder bereid is om hiermee aan de slag te gaan. Dat kan, in het ergste geval, ten koste gaan van de samenwerking in de driehoek ‘fabrikant/eigenaar/keurings-instantie’. En daar is niemand bij gebaat. We hebben elkaar uiteindelijk allemaal nodig.’